top of page
  • Writer's pictureJoost van Ladesteijn

Bestuurders zelfstandig aansprakelijk: verval, voorwaarde en vordering

De lotgevallen van de ene verbintenis raken de andere niet. Vorderingsrechten van schuldeisers jegens hoofdelijke schuldenaren zijn zelfstandig. Dat geldt ook voor de aansprakelijkheid van bestuurders voor deelnemingsbijdragen die de rechtspersoon verschuldigd is aan een bedrijfstakpensioenfonds ex artikel 23 Wet Bpf. De 1-jaar vervaltermijn van artikel 7:663 BW maakt dat niet anders. Zo oordeelde samengevat de Hoge Raad op 14 januari 2022.


De Hoge Raad houdt er een ingewikkelde redenering op na om tot het vorenstaande te komen en haalt het leerstuk van hoofdelijkheid van stal om een streep te zetten door de door het hof gestelde gleichlauf van aansprakelijkheid bij toepassing van artikel 23 lid 5 Wet Bpf: rechtspersoon niet aansprakelijk (door verval ex artikel 7:663 BW), dan bestuurder ex artikel 23 lid 5 Wet Bpf evenmin aansprakelijk.


De vraag is of het hof miskent dat de vordering van de bestuurder zelfstandig is of dat het hof – ten onrechte – aanneemt dat bij enige vorm van verval van aansprakelijkheid van de rechtspersoon artikel 23 lid 5 Wet Bpf niet langer kan worden ingeroepen.


De rechtsvraag lijkt te zijn of de vervaltermijn van artikel 7:663 BW dusdanig doorwerkt dat kan worden gesteld dat niet is voldaan aan een van de voorwaarden die artikel 23 lid 5 van de Wet Bpf stelt, te weten kortweg betalingsonmacht van de rechtspersoon.


Ook dan zou het cassatiemiddel gegrond zijn, nu daarin ook wordt gesteld dat het tenietgaan van de aansprakelijkheid van de rechtspersoon door verval ex artikel 7:663 BW de aansprakelijkheid van de bestuurder ex artikel 23 Wet Bpf onverlet kan laten. Artikel 7:663 BW (met vervaltermijn) ziet niet op de positie van de bestuurder in dit verband. Enkel betalingsonmacht is vereiste van artikel 23 lid 5 Wet Bpf. Het gaat dan meer om de voorwaarden dan de zelfstandigheid van een vorderingsrecht.


Zeker in de transactiepraktijk is het vaker essentieel gebleken steeds de reikwijdte van de vervaltermijn ex artikel 7:663 BW scherp te hebben. https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2022:13


bottom of page