top of page
  • Writer's pictureJoost van Ladesteijn

Onderlinge samenhang werknemersverzoek tot ontbinding en onvoorwaardelijkheid van Xella-verplichting

Belangrijk arrest van de Hoge Raad over onderlinge samenhang van werknemersverzoek tot ontbinding en onvoorwaardelijkheid van de Xella-verplichting.


  1. Wat is de maatstaf van een werknemersverzoek tot ontbinding (art. 7:671c BW)?

  2. Kan sprake zijn van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever indien sprake is van verschillende gedragingen die elk voor zich niet ernstig verwijtbaar zijn?

  3. Laat de norm van goed werkgeverschap toe dat een werkgever een finale kwijtingsvoorwaarde stelt aan zijn instemming met de door een langdurig arbeidsongeschikte werknemer voorgestelde beëindiging van de arbeidsovereenkomst?

Hierover liet de Hoge Raad zich op 21 januari 2022 uit met in het bijzonder de volgende rechtsoverwegingen.


Ad 1 en 2

“Uit de totstandkomingsgeschiedenis van art. 7:671c BW volgt dat de werknemer kan verzoeken de arbeidsovereenkomst te ontbinden om elke reden, mits er omstandigheden zijn die van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen, en dat de wetgever voor deze formulering heeft aangesloten bij art. 7:685 lid 2 (oud) BW. Bij de beoordeling van het verzoek moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Ook bij de beoordeling of de ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen.”


Kortom: dezelfde regel geldt als bij de beoordeling van een dringende reden. Alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, dienen in aanmerking te worden genomen hierbij.


Ad 3

“Doet een werknemer een voorstel als bedoeld in de Xella-beslissing, dan handelt de werkgever niet als een goed werkgever indien hij slechts bereid is het voorstel te aanvaarden op voorwaarde dat de werknemer hem finale kwijting verleent voor mogelijke andere aanspraken.”


Kortom: de Hoge Raad bevestigt de heersende leer in de literatuur dat ook sprake is van het niet-nakomen van de Xella-verplichting (kortweg verplichting van de werkgever in te stemmen op een verzoek van de werknemer tot beëindiging van een slapend dienstverband met wederzijds goedvinden), indien de werkgever voorwaarden stelt aan zijn instemming met het voorstel van de werknemer, zoals het door de werknemer prijsgeven van andere rechten.


Let op: de ‘Xella-verplichting’ is niet absoluut. Die geldt niet, indien de werkgever stelt en zo nodig bewijst dat hij een gerechtvaardigd belang heeft bij instandhouding van de arbeidsovereenkomst.


Dit zal het hof Arnhem-Leeuwarden niet nog een keer overkomen.

bottom of page